21 mrt Gedachten over taal en beeld
Tekst geschreven voor de bijeenkomst in het Bonnefantenmuseum ter ere van de 75ste verjaardag van Cyrille Offermans op 21 november 2021..
Gedachten over taal en beeld
Ik val meteen met de deur in huis. Dat doe ik straks nog eens. 20 Jaar geleden schreef ik het volgende. Als je volledig accepteert dat taal niet een louter verwijzende functie heeft, maar ook een zichzelf regulerende en betekenis genererende vorm is (de verwijzende functie van de taal is direct ook een betekenis genererende beweging) en in het verlengde daarvan iedere ‘afbeelding’ in welke vorm dan ook dezelfde kwaliteit toedicht, dan ligt het voor de hand dat je iedere beeldende vorm in dezelfde ruimte zet als de taal. Je legt daarmee niet alleen taal en beeld in het gebied van elkaar, ook de verschillende manieren van afbeelden kun je zo in een zelfde ruimte zetten. Doel daarvan is voor mij de mogelijkheden van dit talig gebied optimaal te gebruiken. De ruimte ervan is de mogelijke terugkoppeling naar de complexiteit en rijkdom van de oorspronkelijke ervaring. Die ruimte is de veelheid van worden en zijn, van het proces, het gebeuren, de duur; de talige ruimte wil er op zijn minst de energie van vertegenwoordigen. En als het ervaren al niet in zekere zin talig was, hoe zouden we er anders nog over kunnen spreken of ons herinneren. De ervaring is gelijk herinnering is bewuste ruimte.
Toen ik de vraag kreeg om hier ter gelegenheid van het driekwart eeuwfeest van Cyrille Offermans iets te vertellen en er gesuggereerd werd dat ik het misschien zou kunnen hebben over taal en beeld, tekst en beeld, vond ik dat direct een goed onderwerp. Want al heel lang gebruik ik in mijn beeldend werk tekst. Dat vermoedde u al na het stukje dat ik zojuist voorlas. Na verloop van tijd begon ik ook mijn schilderijen en tekeningen in hun geheel als tekst te denken. Zou het kunnen, dacht ik later, dat het te maken heeft met een herinnering van toen ik op de lagere school zat. Niet dat ik toen al met dat thema bezig was, maar de herinnering zegt misschien iets over de belangstelling die ik ontwikkelde voor taal en beeld. Laat ik daar nog eens over nadenken.
Ik had keurig leren schrijven en kreeg herhaaldelijk complimenten over mijn fraaie kalligrafie. Dat is trouwens erg verleden tijd want laatst zei iemand dat mijn handschrift een onleesbaar doktershandschrift was. Maar op de lagere school dus zat ik in de schoolbank met een morsig potje inkt rechts in de bovenhoek van het bovenblad verzonken in het hout, aandachtig met een kroontjespen inkt te soppen en te schrijven. (Ik ruik de inkt altijd als ik er aan denk) en ik was mij opeens heel bewust dat ik schreef. Ik wist op een merkwaardige manier dat ik schreef, en dat wat ik schreef iets was. Er stond iets….. Ik werd als ruimte. En het leek alsof er iets buiten mijzelf was gekomen, ja alsof ik in tweeën gedeeld werd. Er was daar iets buiten mij en ik was dat ook, maar was dat ook weer niet. Ik verdween ook een beetje. Die ervaring heeft mij nooit meer losgelaten. Ik wist er aanvankelijk niets mee aan te vangen. Het was gebeurd, het gebeurde. Ik wist er geen raad mee en dat hoefde ook niet. Ik vond het ook niet heel raar of onaangenaam. Later noemde ik een schilderij met de gedachte aan het voorval Buiten zetten, zoals je eens in de week de vuilniszak buiten zet, maar wist toen nog steeds niet hoe die ervaring te formuleren. (Dat vind ik nog steeds heel moeilijk). Ik verlangde het toch eens te kunnen al was het niet weten en het toch kennen ook een soort genoegdoening. Het bleef als een onuitgesproken beleven en toetssteen in mij achter. Soms gebeurde het opnieuw, meestal op het atelier.
De op 23 augustus van dit jaar op 81 jarige leeftijd overleden Franse filosoof Jean Luc Nancy heeft een essay geschreven over de rotsschilderingen in de grot van Cosquer, dicht bij Marseille, genoemd naar zijn ontdekker. Je ziet er vooral veel tekeningen van dieren die soms heel natuurgetrouw geschilderd zijn, maar ook veel afdrukken van handen en geometrische figuren. Het lijkt alsof ze toen al verschillende stijlmiddelen gebruikten. In tegenstelling tot veel interpretaties heeft Nancy het niet over als zouden de tekeningen, die soms verdacht veel op schriftuur lijken, een religieuze achtergrond hebben. Hij heeft het bovenal over de geste, het gebaar. Hij beschrijft dan hoe de vroege mensen het tekenen ervaren zouden kunnen hebben. ‘Hij (de vroege mens) gaat niet lukraak maar ook niet planmatig te werk. Zijn hand beweegt zich in een leegte die op het moment zelf wordt uitgediept. Ze trekt zijn zijn niet door in zijn handeling, maar scheidt hem van zichzelf. Maar die scheiding is de handeling van zijn zijn. Hier is hij buiten zichzelf, nog voor hij ooit van zichzelf was, nog voor hij ooit zichzelf was. In feite opent de uitgestoken hand uit zichzelf de leegte, maar ze vult haar niet. Ze opent de gaping van een presentie die afwezig is geraakt door haar hand uit te steken’. Hierover zou nog veel te vertellen zijn in verhouding tot de moderne kunst maar dat doen we hier niet. Ik las …ik was zeer opgetogen……eindelijk een formulering die mijn herinnering beschreef van mijn schrijven in de schoolbank.. Feest der herkenning zal ik maar zeggen.
Als ik haper op mijn atelier; het wil allemaal niet lukken, dan moet ik terug naar die herinnering om opnieuw de betekenis te weten van wat tekenen is, de handeling, het gebaar van het tekenen, schilderen schrijven. Ik moet mij opnieuw concentreren op hoe de handeling, het gebaar van het lichaam uit het lichaam treedt en iets maakt en mij achterlaat in een soort vacuüm. Het legt het gewicht van de handeling, de sturende hand geheel in wat zichtbaar is gemaakt
De hand naar de deurkruk. Het gewicht erop. De deur valt in het huis, midden in het huis, we zijn al binnen en we zijn nog buiten, tegelijk. Alsof we verdubbeld zijn. De directe ervaring splits in de reflectie van het bewustzijn. Verwonderd, ontheemd hebben we al omgekeken.
In een boek van Cyriel Pennartz, De Code van het Bewustzijn, met de veelzeggende ondertitel : Hoe de hersenen onze werkelijkheid vormgeven, is de schrijver op zoek hoe bewustzijn ontstaat. Hoe is het mogelijk dat zoiets als materie, onze hersenen iets voortbrengen dat wij geest noemen, een gedachte, een gevoel, bewustzijn. Veel wetenschappers denken dat we dat nooit zullen weten en laten de vraag graag rusten. Maar Pennartz niet. Het boek voert ons langs allerlei merkwaardig gedrag van mensen die hersenschade op hebben gelopen en door juist onderzoek naar die verschijnselen komt men veel te weten hoe ons brein werkt. Om iets samen te vatten zegt Pennartz ergens dat de hersenen iets doen wat hetzelfde is als wat wij met taal doen. Taal is het produceren van klanken, reeksen klanken of reeksen letters die klanken voorstellen, reeksen betekenisloze vormen die wij omzetten in betekenissen, realiteiten. Ons brein heeft dat langzaamaan geleerd toen wij jong waren. Die reeks klanken vormen een woord, bv. stoel en wij weten hoe zoiets eruit ziet. En ons brein zet op soortgelijke manier ook abstracte input, elektrische impulsen die van al onze zintuigen komen om in een beleving, een totaalbeleving, een ruimtelijke ervaring, een bewustzijn: ik ben hier en nu. Ook dat is een leerproces van ons brein. Hoe de hersenen dat doen, daar zijn we nog niet achter. Al lijkt het er op dat we al een stuk op weg zijn volgens Cyriel Pennartz. Het heeft iets te maken met een soort verdubbeling, spiegeling in de hersenen….ik was zeer verrast dat te lezen. Spiegeling, verdubbeling……
Nu nog een herinnering. Mijn broer Jos, 10 jaar ouder dan ik, studeerde aan de Stadsacademie in Maastricht, waar ik later ook naar toe zou gaan. Hij zat ’s avonds dikwijls te tekenen op zijn kamer. Ik sliep op dezelfde kamer en moest veel vroeger naar bed. Ik ging ik dan wel eens schuin achter hem staan en keek over zijn schouder naar wat hij tekende. Ik zag in de lichtkegel van een tafellamp zijn potlood bewegen, zijn hand bewoog. Soms viel er een pauze. Hij keek. Wist hij dat ik ook keek? Ik hield mij muisstil. Hij trok nog een lijn of lijntje en het hele beeld veranderde totaal naar een nieuw betekenen. Ik ervoer het als een soort toveren. Dat wilde ik ook wel. Hoe kon die kleine toevoeging zoveel veranderen? Het was als voelde ik het gebeuren in mijn hoofd. Ik bleef lang staan, doodstil en kreeg het zo langzaam aan wel koud in mijn pyjama. Ik besloot te bewegen, naar bed te gaan. Maar ik bleef staan, gefixeerd op het spel in de lichtkegel. Opeens bewoog ik en ging naar bed. Wie besloot dat, vroeg ik mij af? Was ik het die het besloot en het niet deed, maar wie deed het dan wel? Voor mijn gevoel hadden die twee gebeurtenissen, die van het toverspel van de potloodpunt en mijn verwondering over wie nu het besluit had genomen eindelijk naar bed te gaan iets met elkaar te maken. Maar ik wist niet waarom ik dat dacht. Ik kon het allemaal niet verklaren. Maar het heeft opnieuw iets te maken met hoe alles werkt in ons hoofd. En daar weten we volgens de schrijver van De code van het bewustzijn, steeds meer van.
Alles wat ik hiervoor probeer te vertellen speelt een grote rol in mijn werk. Het speelt op de achtergrond en het geeft mij grote vrijheid van handelen. Schrift en beeld staan in dezelfde ruimte van het platte vlak, naast elkaar, door elkaar. Het schrift wil beeld zijn en het beeld wil schrift zijn. Het gebaar telt. De geste, hier niet als alleen handschrift bedoeld, en het handelen zijn belangrijk. Het stelt mij aanwezig en het verliest mij. Winst en verlies, noemde ik een werk. Meestal staat het schrift op schilderijen in spiegelbeeld omdat het dan allereerst als schriftuur verschijnt maar ook omdat het de reflectie verbeeldt. Het verschijnt vreemd en wil zo de grens schrijven waarop de deling gebeurt, de verdubbeling, als kun je van twee kanten kijken. Alsof daar het bewustzijn geboren wordt. Als je in een vreemd land bent en ziet iets als schrift op de muren in een je totaal onbekend alfabet, weet je dat er iets staat omdat je een bepaald ritme en regelmatigheid in de vorm herkent. Maar je weet niet wat er staat. Je herkent dat er de handeling heeft plaatsgevonden van het ‘buiten zetten’. Ik denk hierbij ook aan de dans als bewegingskunst wat overigens ook veelvuldig in mijn werk thema is.
Over buiten zetten gesproken. Exposeren. Ongeveer 5 jaar geleden had ik in dit museum een tentoonstelling van schilderijen, tekeningen en mijn fotoboeken. Ter ere daarvan verscheen een dik boek, Toon Teeken De Fotoboeken. Ik had de eer dat Cyrille Offermans in dit boek een uitvoerige veel kantige tekst schreef over de fotoboeken. Ik ben hem daarvoor erg dankbaar. Hij heeft het daar ook uitgebreid over mijn portretten. En hij komt tot de conclusie dat ze resultante zijn van een ervaren van al de zintuigen tegelijk en niet alleen van het kijken. Hij schrijft in dit verband over de dikwijls heel dikke verfproppen waarmee de gezichten zijn geschilderd en waarmee ik vooral heel het gebeuren van de ontmoeting met de ander, die bekend maar altijd ook onbekend is, wil benaderen. En is dat niet precies hoe onze hersenen werken, hoe ze door interactie tussen al onze zintuigen een totaal ervaren van de werkelijkheid vorm kunnen geven? Of moet ik zeggen dat ze zo onze hele werkelijkheid creëren, zoals de ondertitel van het boek van Cyriel Pennartz doet vermoeden? En dat registreren met alle zintuigen tegelijk is misschien ook wel de energie achter de almaar voortdurende reeks fotoboeken die op dezelfde tentoonstelling te zien waren. Er zijn nu 139 boeken en ik ben in de loop van de tijd langzaam tot het inzicht gekomen dat ik niet zo erg geïnteresseerd ben in een enkele foto, hoe mooi die soms ook is. Ik maak veel foto’s en gooi zelden een foto weg. Ze zijn allemaal bruikbaar omdat ze allemaal anders zijn. Maar ik zie foto’s toch meestal als abstracte uit hun context getrokken ding, nogal ver afstaand van de werkelijkheid zoals wij die dagelijks meemaken. Ze doen geen recht aan de ruimte van de maker, de fotograaf, aan de subjectieve totaalbeleving van het moment waar veel kunstenaars toch op uit zijn. Denk bv. aan Marcel Broodthaers en Bruce Nauman, die ook nogal veel taal en foto’s gebruiken in hun werk. Daarom heb ik foto’s wel een soort letters genoemd. In de fotoboeken wil ik mijn kiekjes in een context zetten, in een omgeving waar ze opnieuw betekenis krijgen, ja zelfs een nieuwe betekenis verkrijgen over het kader van de foto heen omdat ik ze in een nieuw verband druk. Ik laat ook het toeval een stem hebben, onverwachte associaties, onvermoede mogelijkheden. Ik snij in de pagina’s waardoor er andere foto’s of gedeelten daarvan van volgende of vorige bladzijden te zien zijn. Ik voeg foto’s toe uit de krant of tijdschriften die een andere textuur hebben en ik gebruik verschillende soorten papier waardoor een gedifferentieerd materieel beleven ontstaat, een wereld die als de wereld wil zijn, gevormd door al onze zintuigen. Het lijkt wel of ik in iemands hersens kijk, hoorde ik iemand zeggen, die door een van mijn fotoboeken bladerde. Het naast elkaar zetten van foto’s is als formuleer je een woord, een zin en het voelt soms als vertellen of dichten met materie. De boeken die ik begon te maken om de simpele rede dat ik de vele kiekjes ordelijk wilde bewaren, werden tekstboeken waarin zo goed als geen geschreven tekst staat.
Ook op die zelfde expositie hing een wand vol met 255 kleine velletjes papier waarop tekst leek te staan. Maar was het wel echt tekst? Het waren verzonnen handschriften en verzonnen schrifttekens als stamden ze uit andere culturen en talen die ons geheel onbekend zijn. Maar ze leken op tekst. Tekst als de neerslag van willen verschijnen, er willen zijn. De bladen tekst verschijnen als het ware als mijn teksten in spiegelbeeld. Ik noemde het werk Letters to survivors en overbrugde zo een afstand naar de onbekende toekomst van anderen, later. Gaat het in mijn werk niet steeds over wat we niet weten als we iets weten?
Letters en woorden worden in de westerse traditie steeds naast elkaar gezet Zinnen staan in de westerse traditie in de breedte. Opvallend is dat ik nogal veel heel brede schilderijen heb gemaakt. Het geeft mij de gelegenheid de verschillende beeldelementen, letters, pictogrammen, schildersmetoden, sferen naast elkaar te zetten zoals schrift dat je lezen kunt. Van voor naar achteren, van achteren naar voor in een ander werelddeel, of soms herschik ik de pictogrammen of beeldelementen zoals ik op een heel groot werk U aanspreekvorm uit 1992 heb gedaan. Een veel recenter werk uit 2020 bestaat uit twaalf A4tjes. De eerste regel bestaat uit 6 woorden. De tweede regel uit dezelfde 6 woorden maar in een andere volgorde, de derde bestaat uit dezelfde woorden maar weer in andere volgorde, en zo verder, waardoor er steeds andere associaties ontstaan. Als je aandachtig bent, voel je in je hoofd wat er gebeurt, hoe je alsmaar nieuwe verbindingen maakt. Door de tekst tekende ik met penseel afbeeldingen die mogelijk betrekking hebben op het avontuur van de werkelijkheid zoals die steeds opnieuw wordt gecreëerd. Het werk heet dan ook Avontuur.
Ik wil besluiten met het lezen van dit werk. Hoeveel verschillende volgordes er mogelijk zijn weet ik niet maar het zijn er heel veel.
Hoeveel tijd heb ik nog?
Avontuur
berg lucht dak long val been
been berg val lucht long dak
val dak lucht been berg long
long val berg dak been lucht
dak been long berg lucht val
lucht long been val dak berg
dak long berg lucht val been
been dak val long lucht berg
val berg long been dak lucht
berg been lucht dak long val
lucht val dak berg been long
long lucht been val berg dak
val been berg lucht dak long
long val dak been lucht berg
dak berg been long val lucht
berg long lucht val been dak
lucht dak val berg long been
been lucht long dak berg val
long dak berg lucht val been
been long val dak lucht berg
val berg dak been long lucht
lucht val long berg been dak
berg been lucht long dak val
dak lucht been val berg long
dak berg val long been lucht
been val berg lucht dak long
long been dak val lucht berg
berg long lucht been val dak
lucht dak been berg long val
berg dak lucht long val been
been berg val dak long lucht
lucht been long berg dak val
val lucht long dak berg been
val lucht dak been berg long
long val berg lucht been dak
berg long dak lucht val been
dak long been val lucht berg
been berg val long lucht dak
dak been lucht berg long val
val dak long been berg lucht
lucht val berg dak been long
long lucht been val dak berg
berg val dak long lucht been
been berg lucht val long dak
dak been long berg val lucht
lucht dak val been berg long
long lucht berg dak been val
val long been lucht dak berg
berg been lucht dak val long
long berg val been dak lucht
lucht long dak berg been val
val lucht been long berg dak
dak val berg lucht long been
been dak long val lucht berg
been dak val berg long lucht
lucht been long dak berg val
val lucht berg been dak long
long val dak lucht been berg
berg long been val lucht dak
long berg dak lucht val been
been long val berg lucht dak
dak been lucht long berg val
val dak berg been long lucht
lucht val long dak been berg
berg lucht been val dak long
val berg dak long lucht been
been val lucht berg long dak
dak been long val berg lucht
lucht dak berg been val long
long lucht val dak been berg
berg long been lucht dak val
been berg lucht dak val long
long been val berg dak lucht
lucht long dak been berg val
val lucht berg long been dak
dak val been lucht long berg
berg dak long val lucht been
lucht dak berg long val been
been lucht val dak long berg
berg been long lucht dak val
val berg dak been lucht long
long val lucht berg been dak
dak long been val berg lucht
lucht long berg dak val been
been lucht val long dak berg
berg been dak lucht long val
val berg long been lucht dak
dak val lucht berg been long
long dak been val berg lucht
lucht val dak long berg been
been lucht berg val long dak
dak been long lucht val berg
berg dak val been lucht long
long berg lucht dak been val
val long been berg dak lucht
lucht been berg val dak long
long lucht dak been val berg
berg long val lucht been dak
dak berg been long lucht val
val dak lucht berg long been
been val long dak berg lucht
dak lucht berg long val been
been dak val lucht long berg
berg been long dak lucht val
val berg lucht been dak long
etc.