Over de kunstenaarsboeken van Henny Overbeek en de fotoboeken van Toon Teeken

Het is goed om je schilderijen samen met werken van anderen te exposeren. Het geeft je een fris perspectief. Want het is verrassend hoe anders je schilderijen er uit zien omgeven door werken van verschillende kunstenaars. Henny Overbeek liet mij een van zijn kunstenaarsboeken zien waarin ik deze tekst vond. Het zou het motto kunnen zijn voor de boeken van Overbeek, maar ook voor mijn fotoboeken.

In het begin, ik begon in 1969, stonden er in mijn boeken geen foto’s van anderen. Toen werden de bladen letterlijk geheel gevuld met mijn eerste foto’s die ik gemaakt had met mijn eerste fototoestel, een Voigtlander, nog zwart wit. Kleurenfotografie was toen nog niet toegankelijk voor kiekjesmakers zoals ik. Binnen een maand had ik al zoveel foto’s geschoten dat ik mij zorgen maakte over wat ik met al die foto’s ging doen. De stapels groeiden. Op een slapeloze nacht bedacht ik de fotoboeken, compleet zoals ik ze zelf kon maken, heel de constructie zoals ik die nog toepas. In het begin plakte ik de foto’s tegen elkaar zodat 24 nog kleine afdrukken het formaat van de bladen bepaalden. Ik bemerkte dat als je afbeeldingen naast elkaar plakt ze invloed op elkaar hebben, hier dus op de 23 anderen foto’s. Dat werd een klus. Ik moest het zo doen dat het… Ik kom er straks op terug. Al snel begon ik hier en daar wat ruimte tussen de foto’s te laten om sommige afbeeldingen af te zonderen, ze te benadrukken en dat was de eerste stap naar hoe de boeken ontwikkelden naar wat ze nu zijn. Steeds meer ben ik ook foto’s van anderen gaan opnemen. Ik knipte ze uit de krant of tijdschriften of vroeg ze aan kennissen of collega’s. Zo werden de boeken van een privé aangelegenheid tot beeldboeken van de actualiteit binnen en buiten.

Er is geen omschreven plan voor een boek. Ik maak nog altijd vrij veel foto’s, zeer onregelmatig, al heb ik soms spijt dat ik mijn toestel niet bij mij heb. Ik accepteer de afdrukken zoals ze van de Hema komen net zo als ik de kwaliteit en eigenheid van de verschillende kranten- en tijdschriftfoto’s accepteer en zelfs afbeeldingen van mijn beperkte printer. Er is geen hiërarchische indeling in onderwerpen. Familiearchief, de tuin, het atelier, politiek, astronomie, reisfoto’s, vormen van schrift en allerlei dat nergens bij hoort, uitgeknipte foto’s en plaatjes die elk onderwerp kunnen hebben, alles loopt door elkaar. Het maken van de boeken is een constante naast mijn werk op het atelier geworden. Boek nummer 80 is zojuist voltooid. Voltooid wil zeggen dat het aantal van 100 bladzijden is bereikt. Dan maak ik er een omslag omheen, geef die een kleur, zet er bijvoorbeeld januari 11 / mei 11 op, de tijd waarover het boek handelt en geef het zijn nummer in de reeks.

Waarom doe ik het, en waarom houd ik het vol? Wat doe ik eigenlijk als ik bezig ben met de boeken? Laat ik proberen het te vertellen.
De bladen voor het boek heb ik al op maat gesneden. Tegenwoordig gebruik ik naast wit veel gekleurd papier. Van de resten plak ik vellen in elkaar zodat ik zo weinig mogelijk afval heb. Ik heb ook al flink gekozen uit het grote aanbod in de gedrukte media. Hoe heb ik gekozen? Intuïtief en oppervlakkig. De plaatjes moeten me aanstaan, niet gesloten zijn in hun uitstraling al kunnen de afbeeldingen behoorlijk expliciet zijn. De stapel afdrukken van mijn eenvoudige, inmiddels digitale camera is ook al weer behoorlijk hoog. Ik orden ze op onderwerp zover dat mogelijk is.
Dan kies ik intuïtief een vel gekleurd of wit papier en begin al zoekend en rommelend foto’s er op te leggen totdat ik tevreden ben met het beeld dat ontstaat. Ik raak nogal nerveus. Het aanbod is te groot. Ongeduldig jachtig handelen dwingt mij tot besluiten, ordenen en de een na de andere spread raakt zover gevuld als ik nodig vind. Op het vel papier worden de plaatjes een soort letters, woorden, die samen iets gaan vertellen. Mijn hoofd vult zich met te proberen mogelijkheden. Ook de plannen die ik naar aanleiding van het materiaal al bedacht had, kom ik weer tegen. Ieder blad moet een beweging opstarten, eigenlijk meer zeggen dan de som van alle plaatjes, alle kleuren, alle abstracte attracties samen. Gelijk moet ieder blad een, hoe zal ik het zeggen, een gevoelde compleetheid hebben. Het materiaal dat voorhanden is, maak ik geheel op. Het dwingt me onwaarschijnlijkheden tot mogelijkheden te maken. Ik dwing toeval af. Als alles zijn plek heeft, plak ik de plaatjes vast, ofschoon ik bij tweede beschouwing nog het een en ander verander, soms zelfs hele pagina’s opnieuw maak.

Nu plak ik de gevouwen spreads tegen elkaar zodat het boek steeds dikker wordt. De volgorde is chronologisch. Welke chronologie? De feitelijke of die in mijn hoofd? Bestaat er wel een eenduidige chronologie? De volgorde van de feiten is toch eenduidig? Maar als ik aan de feiten denk, wordt die volgorde al danig door de war gehaald. Mijn herinnering beschikt namelijk al over de gegevens die na het herinnerde moment plaatsvonden. Die wetenschap kleurt dus het voorafgaande. En als ik de foto bekijk, beschik ik al over informatie die nog toekomst was toen ik de foto maakte. Als ik de foto’s toch rangschik op de volgorde van het maken, dan zou ik de ruimte van ieder moment inperken. Een afbeelding alludeert op vele andere afbeeldingen en kleurt iedere beleving die geassocieerd wordt met de foto. En het is mij juist te doen om de mechanische rechtlijnige manier van beleving en tijdsbeleving om te zetten naar een beleving waar ieder moment een samenvallen is van verleden heden en toekomst. Het komt in de buurt van wat Henry Bergson ‘duur’ noemt, de privétijd van het beleven. Zo kunnen foto’s van vroeger, van elders, of van vreemde zaken plots vallen binnen de actieradius van een foto die ik pas maakte van een situatie die mij erg vertrouwd is. Een foto van mijn huiskamer komt om de een of ander rede bij andere foto’s terecht door bijvoorbeeld beeldrijm, betekenisovereenkomst of narratieve associatie of door nog onduidelijker voor mij niet altijd even begrijpelijke redenen waar ik maar al te graag naar luister.
Maar hoe zit het dan met de data op de boeken? Ongeveer staan die voor de tijd die ik aan het boek werkte, al klopt dat ook niet helemaal. Laat ik zeggen dat het een bemiddeling is tussen de tijd dat ik het beeldmateriaal verzamelde en de tijd waarin ik het boek maakte. Chronologie wordt zo wel een heel ruim begrip maar daar streef ik naar. Want rangschikken onze hersens volgens het uurwerk als wij iets vertellen? De moderne roman weet wel beter. En toen bestond nog niet eens de digitale uitwisselingsmachine van internet waardoor alles overal aanwezig is.

Wanneer alle bladen aan elkaar geplakt zijn, begin ik de pagina’s opnieuw te bewerken. Dat bestaat er de laatste decennia ook uit dat ik in de bladen snij waar dat kan, dat wil zeggen niet door een afbeelding heen. Ik heb rekening te houden met afbeeldingen aan beide zijde van de bladzijde. Er ontstaan doorkijkjes naar volgende of eerdere bladen. Hele beelden of fragmenten van foto’s of gedeelten van onderliggende pagina’s worden zichtbaar waardoor wanorde ontstaat. Als het dan nodig is, snij ik dwars door afbeeldingen heen, niets is te dol. Het brengt opnieuw een proces van oriëntatie op gang, alles gaat weer schuiven. Verbanden doen zich voor die ik niet voorzien heb en die ik soms niet wil, maar die ook verrassend kunnen zijn. Opnieuw word ik jachtig nerveus, een koortsachtige drive door wat zich voordoet, maakt zich van mij meester. Hoe het te benaderen? De tekst moet als het ware herschreven worden. Ik neem roekeloos besluiten, twijfel, wik en weeg, en doe wat anders dan ik bedacht heb. Ik heb opnieuw te kiezen, te snijden, te tekenen, te kwasten. Uitgesneden vormen worden ergens geplakt om ze soms weer weg te halen. Ik moet vergissingen waarderen of ze ongedaan maken. Ik moet het gevoel inschatten of de redenering kunnen accepteren van ‘betekenissen’ die zich voordoen of gaan rondzingen. De bladspiegel moet evenwichtig zijn ondanks de soms discontinue reeksen, ondanks de vele beeldbotsingen en ruimtelijke complicaties. Dat alles levert letterlijk gelaagde en nogal materieel aanwezige pagina’s op. Ik blijf maar op en neer bladeren om alle mogelijkheden uit te buiten niet al te zeer lettend op esthetiek. Ik vertrouw dat dát probleem oplosbaar is.

Het is complex maar dat is een gegeven dat me aantrekt. Het boek moet ‘werelden’, om het op een Heideggeriaanse manier te zeggen. Het moet uitzicht bieden op denkpatronen, ontwikkelingsprocessen. Iedere spread moet een wereld zijn, die zich betrekt op de volgende of voorafgaande bladzijden. Ik hoorde eens iemand zeggen die een boek op een tentoonstelling doorbladerde: Het lijkt wel of ik in iemands hersens kijk. Dat was ongeveer uitgedrukt wat ik wil met de boeken en hoe ze bijna voorwaarde zijn geworden om mijn werk op het atelier te kunnen blijven doen. Ze leveren mij op, het zijn ruimtemakers. In een eerdere tekst noemde ik het: gedurig krassen op het oppervlak van de tijd. Het zijn plaatsbepalingen, herhaaldelijk en in gespatieerde beweging. Als fotograaf ben ik verzamelaar van eventuele mogelijkheden van willekeurige werkelijkheden. Het is een vrijblijvende zoektocht door de dagelijkse praktijk heen naar een identiteit, een naam. Daarom kijk ik niet zo vaak in oude boeken want ze confronteren me met de afgrond van de tijd, en van de identiteit en daar kan ik niet altijd even goed tegen.

Iedereen begrijpt nu dat ik de boeken niet als kunst zie. Het zouden dan kunstenaarsboeken zijn. Nog steeds werk ik er niet zo aan. Het zou het karakter van de bezigheid aantasten. Reproduceren is bijna onmogelijk of onbetaalbaar en zeker in die hoeveelheid die er nu is. Toch worden er op initiatief van anderen zo nu en dan pogingen ondernomen om uitgaven mogelijk te maken van een nauwgezette keuze uit de nu ongeveer 4000 spreads.

Ik denk dat hier een verschil ligt met de boeken van Henny Overbeek. Ze zijn van meet af aan gedacht in het kunstcircuit, zijn ook vanuit een plan ontstaan en daardoor meer thematisch dan mijn boeken. Maar ze luisteren naar dezelfde tekst die ik in het begin aanhaalde. Zijn aanpak is professioneler en zoals hier te zien is, sluiten ze naadloos aan bij de ruimtelijke installaties die Overbeek soms in samenwerking met Vincent Dams maakt. Overbeek en Dams vinden elkaar dan op een bijna organische manier, als betrof het twee broers die elkaar blindelings begrijpen en elkaar in kunde en creativiteit aanvullen. Overbeek met zijn handige technische creatieve vaardigheid gepaard aan een sociale houding en Dams met zijn het denken persiflerende grilligheid, die ook de rafelranden van de onkunde wil waarderen. Henny’s creatieve processen zijn uit op een gelijksoortige alluderende betekenisvorming of -misvorming als waar ik op uit ben. Wellicht is de hang naar mooi iets groter. De boeken bedwelmen me soms door hun kleur en het geraffineerd maar vanzelfsprekend gevoel voor materiaal. Ik denk dat ik niet te vrijpostig ben als ik beweer dat veel van wat ik hierboven vertelde tot op zekere hoogte opgaat voor de boeken van Henny Overbeek al ogen ze verschillend. Hij is een samenwerking aangegaan met een boekbinder wat het uiterlijk meer cachet geeft. Ze hebben een kleiner en handzamer formaat. De boeken missen het privédomein wat in mijn boeken door alles heen aanwezig is en sommige vinden het daarom bijna voyeuristisch er in te bladeren.

Henny Overbeek maakt beeldboeken die vertellen, doorspekt met humor over onze wereld in zijn veelheid en gedifferentieerde aanwezigheid, ook over de kunst zoals die zich nu manifesteert, zonder een vast kader of zwaartepunt dat alles overheerst, al vermoed ik een niet heel bewust, nogal streng esthetisch format. Hij wijst steeds iets nadrukkelijk aan, en dan iets anders, en dan: doe er maar wat mee. Hij laat iedere afbeelding meer autonoom spreken dan ik dat doe. Hij toont een grote gevoeligheid voor associatie en beeldrijm waardoor het bijna vloeibare werelden worden waar betekenissen verlopen, stromen en ondergaan, en weer boven komen drijven in soms absurdistische vorm. Waar het individu zijn ruimte eist, maar waar identiteit een wat quasi problematisch begrip is geworden. Waar het vreemde al snel normaal is en het normale bijna vreemd verschijnt. Waar de readymades op een voetstuk geplaatst worden. Op een bladzijde ligt bijvoorbeeld een viezig vlezig ballonvormpje van siliconenrubber. Hannah Hoch is soms niet ver weg. De boeken hebben niet het omlijnd concept van de kunstenaarsboeken van bijvoorbeeld Dieter Roth. Ze zijn fragmentarisch eigenzinnig beeldtaalkundig. Ik heb er nog niet zoveel gezien, en dat smaakt zeker naar meer. Ik hoorde dat er plannen zijn om mijn aantal te overtreffen, dus dat komt wel goed. Ik wens hem daarbij veel succes!