Over taal en beeld

Als je volledig accepteert dat taal niet een louter verwijzende functie heeft maar ook een zichzelf regulerende en betekenis genererende vorm is ( de verwijzende functie van de taal is direct ook een betekenis genererende beweging), en je in het verlengde daarvan iedere ‘afbeelding’ in welke vorm dan ook dezelfde kwaliteit toedicht, dan ligt het voor de hand dat je iedere beeldende vorm in dezelfde ruimte zet als de taal. Je legt daarmee niet alleen taal en beeld in het gebied van elkaar, ook de verschillende manieren van afbeelden kun je zo in een zelfde ruimte zetten.
Doel daarvan is voor mij de mogelijkheden van dit talig gebied optimaal te gebruiken. De ruimte ervan is de ruimte die zich mogelijk terugkoppelt naar de ruimte van de oorspronkelijke ervaring. Die ruimte is de veelheid van worden en zijn, van het proces, het gebeuren, de duur; de talige ruimte wil er op zijn minst de energie van vertegenwoordigen.
En als het ervaren al niet in zekere zin ook talig was, hoe zouden we er anders nog over kunnen spreken of ons herinneren? De ervaring is gelijk herinnering, is bewuste ruimte.